De Braobenjer

Samengesteld;
H.S.
Heemkunde Stramproy,
Groep: documenten en geschriften.

De Braobenjer,

een kleine, grote man, die in Stramproy van zich laat horen

Petrus Nies werd op 6 januari 1841 geboren als oudste zoon van Henricus Nies (* 1799- † 1875) en Francisca De Maertelaere (*1813 – †1891). Hij kreeg nog 3 broers, van wie er twee op jeugdige leeftijd kwamen te overlijden.

Zijn broer Franciscus  (*1846 – †1902) bleef hun ouderlijke hoeve bewonen te Overmere.  Deze ‘Soei Nies’ kreeg maar liefst 18 kinderen.


Overmere is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Berlare, gelegen in de driehoek Gent-Aalst-Lokeren.

Petrus kwam waarschijnlijk door de veehandel weer terecht in Stramproy. Dat was op zich geen onbekende plaats voor hem. Zijn vader Henricus was geboren in Tungelroy en hij had nog familie in Stramproy wonen. Petrus kreeg verkering in Stramproy

De liefde van de Braobenjer begint op Geule, haar naam is Maria Gertrudis Camp

De overgrootvader van Maria Gertrudis Camp is Hendricus Camp. Hij wordt geboren in 1720 en deze Henricus huwt met Catharina Hendrix. Uit dit huwelijk wordt een zoon geboren (*1769) met de naam Mathieu Camp. Mathieu huwt met Catharina Stals (zij zijn de opa en oma van Maria Gertrudis Camp). Uit dit huwelijk wordt Hendrik Camp geboren (*27-7-1803 en †6-2-1889). Deze Hendrik is naast boer, ook brouwer op Geule tot 1867.
Hendrik huwt 22-1-1830 met Christina Joosten, zij is  geboren in Neeritter (*7-5-1799) en overlijdt in Stramproy (†5-12-1876).

Uit dit huwelijk wordt maar één dochter geboren, Maria Gertrudis Camp (*15-12-1836 en †23-3-1908).

Zij huwt met Petrus Nies, ‘De Braobenjer’. De vader van Maria Gertrudis Camp was een volle neef van de vader van Petrus Nies, Henricus Nies. Zij waren beiden naar dezelfde opa vernoemd.

Kleine terugblik op Hendrik Camp

Hendrik Camp was een gezeten burger in Stramproy. Hij was door zijn belastingaanslag in 1847 en 1848 kiesgerechtigd voor de verkiezing van vertegenwoordigers voor de landelijke stand.
Men kende toen nog het Censuskiesrecht

Censuskiesrecht
Van censuskiesrecht, cijnskiesrecht of cijnskiesstelsel, is sprake als bij verkiezingen het stemrecht is voorbehouden aan personen die vermogend genoeg zijn om minimaal een bepaald bedrag aan belastingen te betalen.
Een dergelijk systeem is gebaseerd op de stelling: No taxation without representation. Het basisidee achter deze stelling is eenvoudig. Alle beslissingen van de wetgevende macht kosten belastinggeld. Enkel die personen die meer belastinggeld bijdragen aan de overheid dan gelden van de overheid ontvangen, onder de vorm van loon of uitkering bijvoorbeeld, mogen beslissen hoeveel belastingen de overheid heft en waar deze belastinggelden aan worden besteed. Dit systeem werd veel gebruikt in zich ontwikkelende democratieën aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw, maar is later vrijwel overal door het algemeen kiesrecht vervangen. Soms gebeurde dit in stappen, waarbij het minimumbelastingbedrag om kiesgerechtigd te zijn eerst een of meer keren verlaagd werd. Soms ontstonden allengs naast de belastingen ook andere manieren waarop men ‘geschikt’ werd geacht om aan de verkiezingen deel te nemen.

Hendrik Camp betaalde aan belasting 29 gld. in 1847 en 39,50 gld. in 1948.
Voor die tijd grote bedragen. Maar de jaren die hierop volgen gaan de zaken niet best en in 1867 ziet hij de bodem van de geldkist. Vermoedelijk waren dit de gevolgen van de situatie op het platteland.
Op 10 juni 1867 moet Hendrik Camp zijn boerderij en brouwerij “Geulenhof” verkopen.
Plaats van de verkoop was de herberg van de verkoper zelf, Hendrik Camp. Hieruit blijkt dat hij buiten het boer en brouwer zijn, ook uitbater was van een herberg.

De koper was Michel Maes, grondeigenaar, wonende te Tungelroy.
Hendrik Camp blijft nog tot 1872 op Geule wonen. Hierna verhuisd hij naar Breijvensroth no. 136.

boerderij Veuskens Breijvensroth C136,
Hosterweg (nu Veuskenshof)

 

Met goedkeuring van de bisschop

Petrus Nies en Maria Gertrudis Camp waren dus achterneef en achternicht van elkaar. Dit was een situatie die vroeger in gesloten gemeenschappen vaker voorkwam. Als de lieden dan toch wilden trouwen, werd er aan de bisschop dispensatie gevraagd.

Met de goedkeuring van bisschop Paredis huwden ze op 2 november 1869.
Zij trouwden bij de vader van de bruid in. Hierna hebben ze nog op andere plaatsen in Stramproy gewoond.

Hun eigen stulpje ‘Herberg De Braobenjer’

Omstreeks 1888 bouwen zij aan de Veldstraat op de plaats van een oude boerderij hun eigen nieuwe boerderij annex herberg.
Petrus geeft als beroep vaak op dat hij boer en bakker is, maar vanaf nu is hij ook herbergier.
Het echtpaar Nies-Camp heeft dan drie dochters;

Maria Christina Nies    (*21-7-1871 en †2-10-1954)
Francisca Nies                (*21-9-1872 en †30-8-1954)
Maria Catharina Nies  (*14-1-1875 en †19-11-1877)

De jongste dochter overleed op twee-jarige leeftijd in 1877 aan de gevolgen van Diphtheritus (slijmvliesontsteking). De oudste dochter Maria Christina huwde op 6-10-1898 in Stramproy met Jan Mathijs Korten (*11-1-1871 en †17-10-1954).
Zij trokken later in bij hun ouders in de ‘Herberg De Braobenjer’.  Zo werd de tak van de familie Korten ‘De Braobenjer’ genoemd en werd de herberg voortgezet.
De tweede dochter Francisca huwde op 13-6-1900 in Stramproy met Joannes Josephus Wilhelmus Poell (*21-5-1872 en †4-5-1949). Hij was een bakker in de Maasstraat te Weert.

Het huis van ‘De Braobenjer’ anno 2015.  Het  was vroeger een boerderij annex café, die door Petrus Nies werd gebouwd, aan de Veldstraat in 1888.
De herberg droeg de naam ‘De Eikenboom’. In de volksmond ‘Bie de Braobenjer’

 

Petrus Nies met zijn vrouw Maria Gertrudis Camp omstreeks 1900 met hun oudste kleindochter


Petrus Nies, ‘De Braobenjer’, heeft wat in zijn mars

De reis naar het ‘Land van Waas’, een streek in het noordoosten van de huidige Belgische provincie Oost-Vlaanderen, waar de vader van Petrus Nies vanuit Tungelroy naar vertrok om er schaapsherder te worden, heeft hij waarschijnlijk niet alleen gemaakt. In die streken komen tegenwoordig nog vele familienamen als Frencken, Feijen, Verstappen, Caris, Kluskens, Pleunis, enz. voor. Velen van hen sloegen er natuurlijk een struise boerendochter aan de haak en stichtten er een gezin met vaak veel nakomelingen.
Veel van deze lieden kwamen vaak weer terug in hun geboorteplaats. Vanaf 1878 was dit veel eenvoudiger door de IJzeren Rijn van Weert naar Antwerpen.

De IJzeren Rijn was een spoorlijn in Vlaanderen, Nederlands -Limburg en Noordrijn-Westfalen.

Vóór die tijd werd de tocht van 150 kilometer te voet afgelegd of met een driewielige wagen getrokken door ossen. Petrus Nies nam dan duiven mee, die hij bij aankomst losliet. Zo wisten zijn dierbaren dat hij veilig aangekomen was. Ook nam hij droog hout mee. Indien hij onraad verwachtte, brak hij een houtje door. Dit moest de duistere figuren afschrikken, het leek namelijk of men een revolver spande.


Plat kâlle is hem waarschijnlijk nooit gelukt

Het Stramproyer dialect zou hij zich niet eigen maken. Hij bleef zijn Vlaams spreken. Waarschijnlijk heeft hij hieraan zijn bijnaam te danken. De Royer mensen vonden het Brabants klinken.


Hij brengt coöperatieve gedachten aan de man
Opgegroeid in een Vlaamse plaats kende hij de noviteiten, vooral op het gebied van de landbouw. Ook de organisatiestructuren van overkoepelende landbouworganisaties waren hem in zijn jonge jaren niet vreemd. De coöperatieve gedachte kon leiden naar een groeiende agrarische gemeenschap.

Petrus Nies fungeert als ‘Veearts’ en ‘Dokter’
In de tweede helft van de negentiende eeuw doet de homeopathie steeds meer zijn intrede.
Het is zeer waarschijnlijk dat Petrus Nies zich ook bekwaamde in deze materie en er kennis van heeft genomen, hij was in die tijd in Stramproy de aangewezen persoon. Als er iets aan de veestapel mankeerde, werd zijn hulp ingeroepen.
Sinds 1896 was hij ook bij de oprichting van de veeverzekering, tevens hiervan ook bestuurslid. Ook kwamen er mensen uit de verre omstreken naar hem toe, die oogklachten hadden. Hij had een eigen kruidentuin met een bijenstand, waaruit hij zijn eigen homeopathische middeltjes ontwikkelde, voor mens en dier.
Er zijn heden ten dage uit overlevering nog recepten in de familie. Een daarvan is, een middel tegen staar. (oogziekte).

De kunstmest doet ook in Stramproy zijn intrede
Vanaf begin 1900 kunnen ook de magere heidegronden in onze streken beter bemest worden. Het kunstmest doet zijn intrede. Het gevolg hiervan is, dat er  meer granen verbouwd worden. En de opbrengsten zijn vele malen groter. Het volgende probleem dient zich aan: waar blijven wij met de oogst? Bij deze grotere opbrengsten zijn de schuren te klein geworden. Het is Petrus Nies, die de boeren te hulp schiet om het graan buiten, in mooie ronde mijten op te slaan, met een speciale bermtechniek, zodat water niet naar binnen kan dringen.

Korenmijten

W. Lenaers schrijft hierover in ‘Gelukkige Heikant’. Peter Nies zette de eerste ronde korenmijten in Stramproy voor fl. 2,50 á 3,- gulden, geen mooie vorm: iets te plat.
Siebers Ties, die ook in Brabant was geweest kon ’t ook. Andere boeren leerden ‘t korenberm zetten vlug nadoen.


De hin werd kip en de kip werd pluimvee !!!!
Rond 1900 is een boerderij tamelijk “autarkisch” (Het meest ingericht voor het eigen onderhoud).
De oriëntatie naar buiten voor het vermarkten is minimaal, men is meer gericht op wat men zelf nodig heeft, zoals kost en behuizing. Kleding in mindere mate. Maar Petrus Nies had in België al geleerd dat er meer was. Hij had een neus voor de handel en liet de Stramproyer boeren hier graag van mee profiteren. Zo maakte hij zich sterk dat de boerenbedrijfjes meerdere kippen gingen houden.

Grotere aantallen brachten ook meer eieren op, die dan niet alleen meer voor eigen gebruik waren, maar ook vermarkt konden worden. Al snel werd mede door hem een eiervereniging opgericht voor Stramproy en Tungelroy, waar de boeren lid van konden worden.

Deze vereniging zorgde dan voor het vermarkten van de eieren, eerst naar de markt in Maastricht later ook in Roermond. Ook was het doel van deze vereniging het verbeteren van het kippenras. Het hoenderstation was bij Petrus Nies, waar de leden de broedeieren konden krijgen; zoals Witte Leghorns, Gele Orpingtons, en Zwarte Wyandottes.

Naast hun veestapel waren er na enige tijd al kleine pluimveebedrijfjes.

Petrus Nies was als oprichter van de eiervereniging Sint Petrus ook de voorzitter. Hij gaf in meerdere van dit soort overkoepelende organisaties zijn adviezen. Zo had hij ook veel contact met burgemeester Smeijers en bierbrouwer Jean Maes. Zij vormden samen het bestuur van de eerste ‘Samenwerkende melkerij en boterverwerking’ in Stramproy, einde negentiende eeuw.

Bestuur van de zuivelfabriek Stramproy.
zittend v.l.n.r. J.H. Maes (brouwer), J.M. Smeijers (burgemeester), P. Nies (Braobenjer). Links Juffrouw Aldegonda Stevens (karnster), bovenaan Links: Stevens (uit Bergen), Jac Ament (koster) P.J. Teuwen (Reine Jân), N.N., Andreas Tulkens (Götjens), Theodoor Stevens, N.N. De kinderen zijn niet bekend

 

De eieren gaan naar de handel, de kippen worden gevoerd!

In 1897 werd ook de onderlinge paardenverzekering Stramproy – Tungelroy opgericht.
De driemaandelijkse “Paardenschatting” (taxatie van de paarden) werden voor Stramproy gehouden bij P. Nies herberg ‘De Braobenjer’. Later gaat deze paardenschatting naar Veltmans en bij de Boerenbond.

Paardenkeuring bij de Boerenbond.
Op de achtergrond café “De Kreeft” (Smeijers)

Petrus Nies als herbergier van herberg ‘De Braobenjer’

De herberg was gelegen aan de Veldstraat. Uit krantenartikelen kunnen wij lezen dat er in herberg ‘De Braobenjer’ veel aktiviteit was; zoals vergaderingen en er werden vele openbare verkopen gehouden. Ook met de Royer kermis werden er schietwedstrijden georganiseerd. De schutterij Sint Antonius van “De Hei” had er zijn clublokaal; ook stond er de schietboom van deze schutterij. Er werden feesten georganiseerd en zeker niet te vergeten de nodige kaarttafels na de ‘s zondagse hoogmis en in de winteravonden. Bij goed weer kon men buiten de herberg beugelen. Stramproy kende in die tijd een tiental beugelbanen.

Herberg De Braobenjer aan de Veldstraat
De Veldstraat is hier nog een zandweg

                 

 

              

 

Het jaarlijkse patroonsfeest van de schutters van de Hei, St. Antonius, wordt gehouden in hun clublokaal ‘Bie De Braobenjer’
Krantenartikel 1903

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De nazaten van Petrus Nies “De Braobenjer” en Maria Gertrudis Camp, die in Stramproy op ‘De Braobenjer’ blijven wonen en de naam van ‘De Braobenjer’  doorgeven aan het nageslacht.

Maria Christina Nies, dochter van Petrus Nies en Maria Gertrudis Camp huwt met Jan Mathijs Korten.
De naam ‘De Braobenjer’ gaat vanaf nu over in de  volgende nazaten; de familie Korten.
Zij trekken bij hun ouders in en bestieren de boerderij annex herberg ‘De Braobenjer’.

 

De familie Korten-Nies (vanne Braobenjer)
achterste rij; Piet , zuster Ledwina, Tinus, Net met kind is Wies (kleinkind), Sjeng
middelste rij; zuster Christina, vader Mathijs Korten (Thies) en moeder Maria Christina Nies (Stien), zuster Francoise
voorste rij; Twan en Tjeu (kleinkinderen). Foto is genomen plm. 1942

 

achterzijde van ‘De Braobenjer’ aan de Veldstraat

Drie dochters van Mathijs en Christina voelen zich geroepen en gaan in het klooster

zuster Lies Korten doet haar werk vanuit haar klooster in Geulle (Zuid-Limburg)
zuster Francoise Korten
zuster Christina Korten

 

Laatste ‘Braobenjers’ bewonen het huis aan de Veldstraat

Als laatste bewoner van De Braobenjer betrekt Sjeng Korten het huis aan de Veldstraat dat gebouwd werd door Petrus Nies. Hij huwt met Maria Vleeshouwers (Hoster Mieke). Uit dit huwelijk worden 6 dochters geboren en 1 zoon.

 Sjeng Korten en Maria Vleeshouwers

 

De kinderen van Sjeng Korten en Maria Vleeshouwers, achterste rij; Tien, Leen, Johan, Ger, Ria zittend: Pauline, moeder Maria Vleeshouwers, vader Sjeng Korten en Lidwine

Zij geven op hun beurt de naam ‘Vanne Braobenjer’ door.

Terugkijkend naar één van hun voorvaderen, die ooit in Stramproy een stukje  economisch cultuur bracht. Waar wij heden ten dage nog altijd profijt van ondervinden.
Hopelijk wordt er in Stramproy ooit iets tot stand gebracht zodat deze ‘Braobenjer’ een blijvende herinnering zal zijn voor het nageslacht.


Verklaring bijnamen algemeen

Wij leren in dit artikel hoe een bijnaam kan ontstaan. In dit geval van Petrus Nies, die in het begin van de negentiende eeuw vanuit België naar Stramproy kwam en waarvan men vond dat hij een Brabants accent sprak. Daarom de bijnaam kreeg ‘De Braobenjer’. Dat zo’n bijnaam generaties lang kan blijven bestaan, blijkt wel uit dit artikel.

Daarnaast kan een bijnaam een belangrijk onderdeel zijn van de groepscultuur; zonder bijnaam hoort iemand er niet bij. Vaak zijn bijnamen dan ook alleen bekend binnen een lokale gemeenschap en voor mensen buiten de groep moeilijk te leren.

Het gebruik van bijnamen voor personen is oud. Zo voegden de Romeinen standaard de bijnaam (cognomen) toe aan hun naam. Ook de Grieken waren bekend met bijnamen:

Antisthenes: Haplokuõn, “pure en simpele hond”

In sommige plaatsen waar vroeger meerdere mensen bekend waren onder dezelfde achternaam en/of voornaam was het gebruikelijk onderscheid te maken door het gebruik van een bijnaam. Hierdoor waren mensen soms bekender onder hun bijnaam dan onder hun werkelijke naam. Bijnamen moesten onderscheid maken tussen de personen en mogelijke verwarring opheffen.

De bijnamen kunnen op verschillende wijzen ontstaan. Vaak verwezen bijnamen naar het werk of beroep van de man of vrouw, maar ook wel naar fysieke eigenaardigheden,  kwalen, gebreken of afwijkingen, uitspraken, gedragingen en/of kleding. In het geval van de Braobénjer was het, dat hij een andere taal sprak dan die bij ons gewoon was.

Bijnamen kunnen stigmatiserend zijn en de betreffende persoon kwetsen.

Ten slotte kan een bijnaam worden “overgeërfd” en generaties lang blijven bestaan. Daarbij gaf de bijnaam soms een onderlinge betrekking weer. De persoon met de bijnaam stond in een bepaalde relatie tot iemand anders, vaak een familierelatie. Op deze manier ontstonden familienamen zoals Jäöpe, Berbe, Linjer, Giêze,

Er bestaat met name binnen heemkundekringen veel belangstelling voor de bijnamen, die in dorpen en steden gebruikt worden en werden. Wat de heemkunde Stramproy betreft ligt er nog een flinke taak om de Stramproyer bijnamen en hun afkomst te bewaren voor het nageslacht.

De nazaten van de Braobenjer met aanhang


Bronnen:
Peter Korten
Fam. archief: Creemers-Korten
Heemstudies A.G. Koenderink
W. Lenaers
Fotogroep Heemkunde Stramproy
Wikipedia
Stramproyer momentopnamen